Donderdag 31 januari 2008 staat in het teken van de poëzie. Al sinds jaren verzorgt Prometheus in de maand januari gedenkwaardige avonden en middagen waarin het gedicht centraal staat. Traditiegetrouw lopen wij voor de muziek uit.
Onze Gedichtendag is op donderdag 17 januari. Wij willen dan aandacht besteden aan dichters uit onze directe omgeving. Een poëet uit eigen land wordt niet, of in ieder geval te weinig, geëerd!
Een jaar geleden overleed Henk Huisman, wellicht beter bekend onder de naam Michiel of Michel. Het idee ontstond toen om een poëzieavond te wijden aan dichters uit Zeeland. In de eerste plaats om werk van ongekend niveau in het volle zonlicht te zetten, maar ook als postuum eerbetoon aan Henk.
We hebben een viertal dichters bereid gevonden hun werk te presenteren op donderdag 17 januari. Het zijn poëten met zeer diverse achtergronden en invalshoeken, van ervaren tot jong, van gevoelig tot confronterend, van alles tot nog wat…
De avond wordt ingeleid met enkele gedichten van Henk Huisman, voorgelezen door Jan Huisman. Prometheus bedankt Irene van Hooye voor haar inzet om deze avond mogelijk te maken.
Nationale Gedichtendag 2008 (31 januari)
Thema: Dingen in gedichten
Alles kan poëzie worden. Tijdens Gedichtendag 2008 staat de relatie tussen poëzie en dingen centraal. Gewone voorwerpen die ons in het dagelijks leven omringen, worden op allerlei manieren gebruikt in de poëzie, de dichter vindt ze.
Rutger Kopland bezong een glas in zijn bundel Dankzij de dingen. De Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog dichtte ‘ik ben ding, hoor je!’, Remco Campert schreef een ode aan zijn jas en K. Michel dichtte: ‘Vandaag / ben ik een ding in fantasieverpakking’.
Of de dichter zich nu identificeert met dingen of dat het ding wordt bezield, op Gedichtendag 2008 krijgt het ding de ruimte.
Mark Boog schrijft de Gedichtendagbundel
Mark Boog zal de Gedichtendagbundel schrijven: tien nieuwe gedichten, die vanaf 31 januari 2008 voor een klein bedrag in de boekhandels te koop zijn.
Boog, die naast dichter ook romanschrijver is debuteerde in 2000 met de bundel Alsof er iets gebeurt, waarvoor hij de C. Buddingh’-prijs 2001 ontving. In 2005 publiceerde hij zijn vierde bundel De encyclopedie van de grote woorden die werd bekroond met de prestigieuze VSB poëzieprijs 2006. Zijn poëzie werd door Gerrit Komrij omschreven als ‘een spel met intimiteit en ruimte, met huiselijkheid en eeuwigheden.’
Liefde
De lucht ligt als een blok op het land,
onzichtbaar en massief.
Je gaat gekleed in de kleur van je haar,
in je ogen, je passen en je woorden.
Je bent hier en elders. Ik draag je me na
en huiver. Je bent te groot misschien,
of te dichtbij. Je onbereikbaarheid
is onvergeeflijk. Kon ik een vogel zijn -
maar de nauwkeurigheid ontbreekt me
zoals het vertrouwen. Ik kijk naar je
en huiver. Spreek me aan, want ik zwijg,
verdraag mijn wurggreep, verdraag
de onbeholpenheid, verdraag mij, liefde.
Mark Boog (1970)
uit: De encyclopedie van de grote woorden
Johanna Kruit wordt op 14 december 1940 geboren te Zoutelande op Walcheren. Hoewel ze later verhuist naar Biggekerke, houdt ze altijd een sterke binding met de duinen, het strand en de zee. Deze verbondenheid komt duidelijke naar voren in veel van haar gedichten en verhalen. Ook nachtelijke taferelen en dromen zijn dikwijls een inspiratiebron voor de dichteres.
In 1976 debuteerde ze met Achter een glimlach (poëzie voor volwassenen). Intussen ontwikkelde ze zich ook als auteur van poëzie en proza voor jongeren en in 1989 verscheen haar eerste dichtbundel voor de jeugd: Als een film in je hoofd, twee jaar later gevolgd door Kun je zien wat je voelt.
Johanna Kruit publiceerde geregeld verhalen en gedichten in De Blauw Geruite Kiel (de kinderbijlage van Vrij Nederland), Margriet, Taptoe, Mik-Mak en andere tijdschriften voor de jeugd.
Na jaren uitsluitend voor kinderen te hebben geschreven heeft Johanna Kruit besloten om weer poëzie te willen uitgeven voor volwassenen. In 2005 verscheen de dichtbundel Opgeraapt aan zee, een dagboek in Haikuvorm.
Een nieuwe dichtbundel zal in 2008 verschijnen.
Ik heb een droom
die neem ik mee
een droom van
zoute zee.
Wim Hofman, geboren in 1941, in Oostkapelle, woont in Vlissingen. Van hem worden regelmatig gedichten gepubliceerd in tijdschriften als Tirade, Raster en De Zingende Zaag. Zijn eerste bundel Wat we hadden en wat niet verscheen in 2003. Een tweede bundel gedichten werd in 2005 gepubliceerd onder de titel
Na de storm. Hofman’s derde bundel is in voorbereiding en verschijnt in 2008.
Verschillende van zijn gedichten zijn in bloemlezingen opgenomen, onder andere het gedicht Vredesmissie in het door Hans Groenewegen samengestelde boek: Vrede is eten met muziek (sporen van oorlog in de Nederlandse poëzie). Zijn gedicht Buien windstoten hoorde bij de beste in Nederland en Vlaanderen verschenen gedichten van 2005.
Daarnaast verschenen in twee bundels door hem vertaald werk van de Franse dichter Jacques Prévert Voor jou mijn lief en We schilderen een vogel.
In opdracht van Poetry International schreef hij het levenslied In de nacht ( een lied over de watersnood van 1953) en schreef hij in het Rembrandtjaar een gedicht bij het schilderij De Stenen Brug van Rembrandt. Voor het Zeeuws Museum maakte hij teksten bij de films van Paul en Menno de Nooijer. In opdracht van de Wintertuin in Nijmegen, schreef hij het gedicht Man overboord bij het wandtapijt De slag bij Rammekens, dat zich in het Zeeuws Museum bevindt.
Hofman maakt gebruik van eenvoudige spreektaal, die toch iets zangerigs heeft door de rijmen en iets bezwerends door de herhalingen. Zangerig zonder dat er iets te zingen valt en bezwerend terwijl het onheil al om zich heen heeft gegrepen. Kortom: luchthartig aan de oppervlakte, maar snijdend vlak daaronder.
André van der Veeke
De dichtregel Waar het licht bijna te zout is voor het oog prijkt in natuursteen aan de Scheldedijk. André van de Veeke werd in 1947 te Rotterdam geboren, maar woont sinds lange tijd in Terneuzen. Naast zijn dichtersschap is hij onder meer redacteur van het literair tijdschrift Ballustrada, medewerker van het Zeeuws Tijdschrift en coauteur van enkele onderwijsmethodes. Hij publiceerde werk in het Hollands Maandblad, de Poëziekrant en het Biografisch Bulletin.
Van der Veeke schrijft al jaren gedichten, maar maakte er vroeger geen werk van om ze te bundelen. Van der Veeke in de PZC van 11 augustus 2006: "Voor een groot deel was dat gemakzucht. Een jaar of drie geleden werd ik echter getroffen door een hartstilstand. Dat was een harde confrontatie. Je krijgt daarna te maken met allerlei gevoelens: verdriet, verzet, maar ook de impuls van: schiet eens op met je poëzie, doe er wat mee.“
Over Reizigers voor alle richtingen (2004) waren critici enthousiast: "De bundel mag begroet worden als een gebeurtenis voor het hele Nederlandse taalgebied", aldus Hans Verhagen.
In Moerasbeest Verdriet (2006) zijn bijna zeventig gedichten verzameld.
Het internettijdschrift de Contrabas schrijft hierover: "De bundel heeft de intensiteit van alles dat weerbarstig is en de moeite waard om te kennen." Moerasbeest Verdriet werd in 2006 genomineerd voor de Zeeuwse Boekenprijs.
Jesse Meeusen (1987), voormalig leerling van het ROC te Terneuzen, volgt momenteel een opleiding tot onderwijsassistent. Hij heeft in Zeeland al enkele provinciale prijzen gewonnen met zijn gedichten en verkent met de band Safe As Sound een nieuwe weg. Safe as Sound werd gesticht door twee Terneuzenaren: Jesse Meeusen een parttime dichter, en Alexander Hangoor, een virtuoos pianist. Hun samenwerking, bleek voor beide bandleden een welkome uitlaatklep, die uiteindelijk zou leiden tot het ontstaan van de moëzie; een bijzondere combinatie van poëzie en muziek.
Jesse Meeusen aan het woord:
“Door de bomen het bos niet meer zien, alleen dan met/door gekapte bomen. Mijn werk is gevoelsmatig geschreven, veelal in de ik-persoon, maar het hoeft niet altijd zo te zijn. Men interpreteert de gedichten vaak als pijnlijk romantisch. Streven naar het goddelijke geluk in een gedicht. Een ander ziet de kleuren zwart-wit in mijn gedichten. Het zijn niet zozeer uitersten van elkaar, maar misschien juist door de combinatie van die twee belicht ik met zwarte humor gevoelige onderwerpen. Het portretteren van een onmogelijke liefde tussen twee vreemden op een avond in een grote stad, ieder een eigen geschiedenis en door de geschiedenis van die stad te vertalen tot de geschiedenis van de passionele liefdesverhouding tussen die twee mensen in een nacht, dat is mijn kunst.
Verder profileer ik mezelf als urban-poet en daarmee doel ik op het omzetten van dagelijkse handelingen in poëzie. Schoonheid in de poëzie is mijn doel, zowel door het lelijke te belichten als door het mooie achterwegen te laten.”